Lokale heffingen

De rioolheffing is voor de kosten die verbonden zijn aan:

• de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater;
• de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
• de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het verzamelde hemelwater;
• het treffen van maatregelen om structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

We heffen rioolheffing van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het beleid bij de tariefstelling voor de rioolheffing is enerzijds de heffing op basis van kostendekkendheid (waarbij de compensabele BTW volgens de richtlijnen als kostenpost is opgenomen) en anderzijds een stabiel niveau te behouden.

Uitgangspunt bij de tariefstelling is een maximale kostendekkendheid van 100%. De opbrengst voor 2019 is in de primitieve begroting begroot op € 2.475.000.

Bij het vaststellen van het vGRP 2013 - 2017 is de raad akkoord gegaan met een jaarlijkse verhoging van € 15 voor elk van de 5 jaren van het vGRP. Hierbij is de kanttekening geplaatst dat we jaarlijks bij de begrotingsbehandeling onderzoeken of uitstel mogelijk is voor het betreffende jaar. In 2014 en 2015 is de verhoging achterwege gebleven, omdat investeringen achterliepen op de planningen.

Als gevolg van de nieuwe rentetoerekening op basis van het BBV, rekenen we vanaf 2018 minder rente door aan het riool. Uitgangspunt bij het vastgestelde GRWP 2018-2022 is 3,5%. Hierdoor is de rioolheffing in 2018 met € 26 per aansluiting verminderd. De stijging van € 15, die was gebaseerd op het vastgestelde vGRP, is wel doorgevoerd. Per saldo was de rioolheffing in 2018 afgenomen met € 11. Voor 2019 was de laatste stijging van € 15 in eerste aanleg meegenomen, volgens het GRWP 2018-2022. Later is besloten deze tariefstijging achterwege te laten.

In 2019 zien we verder dat de (doorberekende) kosten in 2019 lager uitvallen. Hierdoor is een voordeel ontstaan wat heeft geleid tot een storting in de voorziening. Dit voordeel komt vooral doordat een groot deel van de geraamde kosten baggeren is doorgeschoven naar 2020. Daarnaast is de opbrengst hoger dan de ramingen en door uitstel van projecten zijn er ook beduidend minder uren doorbelast.